~ Hoefijzerneuzen ~
 
De Chiroptera

Bouw van de vleermuis

Geschiedenis van de vleermuis

Onderverdeling

Vliegen en jagen

Een jaar in het leven van de vleermuis

Bedreigingen

Fabeltjes & bijgeloof

Graaf Dracula

Soorten vleermuizen

Problemen met vleermuizen

Vleermuizenlinks

De Grote Hoefijzerneus (Rhinolophus ferrumequinum)

Afmetingen:
- kop-romp: 5,7-7,1 cm
- staart: 3,5-4,3 cm
- spanwijdte: 35-40 cm
- gewicht: 17-34 gr
- geboortegewicht: 5-6 gr
- maximumleeftijd: 30,5 jaar
      (= hoogste bekende leeftijd van een Europese vleermuis)


Dit is de grootste Europese hoefijzerneus. Hun rug is bruingrijs met een roodachtige tint en hun buik grijswit tot gelig wit. Jonge dieren hebben eerder een asgrijze rug. De vlieghuid en de oren zijn licht grijsbruin.
Ze komen hoofdzakelijk voor in Engeland en Wales en in Zuid-Europa. In Duitsland is er nog 1 kolonie bekend. In Nederland is deze soort uitgestorven en in België komen ze enkel nog in Wallonië voor.

Biotoop: warme gebieden met bomen, zowel stilstaand als stromend water. Ook in bebouwing. In het noorden staan ze eerder gekend als een gebouwbewonende soort, in het zuiden als een grotbewonende soort.
Als zomerverblijf kiezen ze in het noorden voor warme zolders en kerktorens, in het zuiden voor grotten en groeven.
In de winter verblijven ze in grotten en groeven waar de temperatuur tussen 7 en 10 °C schommelt. Ze houden er hun winterslaap van september/oktober tot april. Deze kan een- tot tweemaal per week onderbroken worden en dan durven ze, als het weer het toelaat, wel eens op jacht gaan.
De afstand tussen hun zomer- en winterverblijf bedraagt gemiddeld zo'n 20 à 30 km.

Vanaf hun 3e of 4e levensjaar zijn de vrouwtjes geslachtsrijp, mannetjes ten vroegste op het einde van hun 2e levensjaar. De paartijd begint in de herfst en duurt tot de lente. Mannetjes hebben vaste paarplaatsen, waar ze door de vrouwtjes opgezocht worden. Vanaf april bezetten de vrouwtjes de kraamkolonies. De jongen worden geboren tussen eind juni en eind juli. Als het ongeveer 7 dagen oud is, opent het jong zijn oogjes en vanaf 4 weken begint het te vliegen. Met 7 à 8 weken (midden augustus) zijn ze zelfstandig.

Ongeveer een half uur na zonsondergang vliegen ze uit en meestal vliegen ze vrij laag (0,3-6 m). Ze jagen in gebieden met open boombestanden, over hellingen, langs rotswanden en ook in tuinen. Hun jachtgebied is een halve tot 5 km van de verblijfplaats verwijderd en ze volgen vaste vliegroutes.
Ze voeden zich overwegend met allerlei soorten kevers en vlinders, ook tweevleugeligen, vliesvleugeligen, kokerjuffers en zelden spinnen.