|
|
---|---|
De Chiroptera Een jaar in het leven van de vleermuis
|
De Laatvlieger (Eptesicus serotinus)
Afmetingen: De Laatvlieger is een betrekkelijk grote vleermuis met een lange vacht. Op de rug hebben ze donker rookbruine haren, soms met glanzende punten en op hun buik groeien geelbruine haren. Hun oren en snuit zijn zwart. Laatvliegers leven verspreid over heel Europa en op de Canarische Eilanden, in België en Nederland zijn ze erg algemeen. Biotoop: deze gebouwbewonende soort vertoeft overwegend in menselijke nederzettingen met parken, tuinen, weiden en in randgebieden van steden. 's Zomers kom je ze tegen op zolders, meestal verstopt tussen balken, in spouwmuren en spleten achter gevelbekleding. Ze worden vaak samen met Baardvleermuizen, Brandt's vleermuizen, Meervleermuizen, Gewone dwergvleermuizen en Gewone grootoorvleermuizen gevonden. Hun winterverblijven maken ze in grotten, groeven, kelders, spouwmuren, balkspleten van zolders, achter ornamenten in kerken en in houtstapels. Winterverblijven kunnen zich best in dezelfde gebouwen als de zomerverblijven bevinden. Meestal overwinteren ze alleen, zelden met 2 tot 4. Ze verkiezen temperaturen tussen 2 en 4 °C, maar verdragen voor kortere tijd ook temperaturen tot -6 °C en passen zich goed aan. Ze slapen ongeveer van oktober tot eind maart/april. De paartijd begint bij de Laatvliegers in de helft van augustus maar of die tot in het voorjaar doorloopt, weet men niet. Vanaf april/mei trekken ze naar de kraamkamers, met zo'n 10 à 50 vrouwtjes per kraamkamer (soms tot 300). Als ze verstoord worden, trekken ze zich heel snel terug in spleten tussen zolderbalken. De mannetjes leven het hele jaar op hun eentje en komen zelden in de kraamkamers. De jongen worden geboren vanaf de eerste helft van juni. In Midden-Europa krijgen ze één jong en in Centraal-Azië 2, zelden ook 3. Als de jongen 7 à 8 dagen oud zijn, openen ze hun ogen en op dat moment zijn ze ook al volledig behaard. Ze beginnen te vliegen vanaf 4 à 5 weken en in hun 6e levensweek zijn ze zelfstandig (dat is dus eind juli/begin augustus). Eind augustus worden de kraamkamers verlaten. Zo'n 20 à 30 minuten na zonsondergang vliegen ze uit, boven en in tuinen, langs bosranden, rond straatverlichting, maar ook dicht bij de grond. De afstand tussen de verblijfplaats en het jachtgebied kan van 6 tot 8 km zijn en ze gebruiken elk hun eigen route om deze afstand te overbruggen. Ze jagen hoofdzakelijk op kevers zoals mestkevers, mei- en junikevers en loopkevers maar ook op veenmollen, vlinders en tweeveugeligen. |