~ Het jaar van een vleermuis ~
 
De Chiroptera

Bouw van de vleermuis

Geschiedenis van de vleermuis

Onderverdeling

Vliegen en jagen

Een jaar in het leven van de vleermuis

Bedreigingen

Fabeltjes & bijgeloof

Graaf Dracula

Soorten vleermuizen

Problemen met vleermuizen

Vleermuizenlinks

Winter

In de winter zijn er niet bepaald veel insecten te vinden en hebben de vleermuizen niet genoeg te eten. Voor dit probleem zijn 2 oplossingen; zoals de vogels naar het zuiden trekken, of een winterslaap houden. Het is nu wel al duidelijk dat vleermuizen helemaal niet op vogels lijken. Ook op dit vlak niet! Ze houden gewoon een winterslaap.
Hiervoor zoeken ze een andere plaats dan hun zomerverblijfplaats. En ze stellen er ook enkele eisen aan.
Het mag er niet vriezen, er moet een constante hoge luchtvochtigheid heersen en het moet er donker zijn.
Sommige soorten trekken zich terug in holle bomen, andere in kelders en zolders of oude gebouwen, als het er maar rustig is.

Tijdens hun winterslaap laten ze hun lichaamstemperatuur zakken tot de omgevingstemperatuur. Dit doen ze door hun hartslag te verlagen van enkele honderden tot amper 30 slagen per minuut en hun ademhaling van zo'n 300 keer per minuut naar 1 keer om de paar minuten!
Op die manier overleven ze van oktober tot april, zonder ook maar één keer te eten! Soms worden ze wel eens wakker, dan drinken ze eventjes wat vochtdruppels en slapen verder.
Er zijn soorten die wakker worden om te paren en andere om een betere plaats te zoeken. Hoe kouder het wordt, hoe kouder ook de overwinteringsplaatsen worden. Gevoeligere soorten verhuizen dan naar een warmer oord. Bepaalde soorten durven zelfs, op een warme winterdag, op jacht gaan. Ja, zelfs overdag!

Lente

Ze worden wakker bij de eerste warmere dagen, tussen eind maart en begin april. Kort daarna gaan ze terug naar hun zomerverblijfplaats (eind april). De winter- en zomerverblijfplaatsen liggen vaak dicht bij mekaar, maar ze kunnen net zo goed tientallen kilometers uit mekaar liggen.

Zomer

Begin juni verzamelen de vrouwtjes zich in de kraamkolonies. Bij ons kan zo'n kraamkolonie wel uit 400 dieren bestaan. De mannetjes verblijven ondertussen alleen of in kleine groepjes op een andere plaats. In de kraamkolonies brengen de vrouwtjes hun jongen ter wereld en brengen ze ze groot.
De jongen worden in juni geboren en ze worden een viertal weken overdag en 's nachts gezoogd. 's Nachts, tijdens het jagen, komen de moeders regelmatig terug naar het hol om hun jong te zogen. Ze nemen hun jongen niet mee als ze vliegen, tenzij ze om één of andere reden moeten verhuizen.
Tegen het einde van juli (als de jongen niet meer gezoogd worden) lost de kolonie op en vind je enkel nog kleine groepen vleermuizen in de omgeving.
Aangezien vleermuizen zoogdieren zijn, komen hun jongen dus levend ter wereld en niet uit een ei ofzo. Ze krijgen ook maar 1 jong per keer. Uitzonderlijk kan er eens een tweeling bij zijn. Hun trage voortplanting wordt gecompenseerd door het feit dat ze relatief gezien redelijk oud worden. Gemiddeld worden de meeste soorten 7 à 10 jaar. Sommigen worden meer dan 20 of zelfs 30 jaar oud!

Herfst

Voor vele soorten breekt in augustus de paartijd aan. Hoe dit proces juist verloopt is nog niet altijd helemaal duidelijk. Wel is geweten dat bij bepaalde soorten (de dwergvleermuizen en de rosse vleermuis) de mannetjes een lokroep uitstoten vanuit hun hol. Op die manier lokken ze vrouwtjes en daardoor kan je ze dan aantreffen met een harem vrouwtjes rondom zich. Andere soorten (bv. de watervleermuis) paren dan weer in de winter.
Opmerkelijk is dat de bevruchtig niet vlak na de paring plaatsvindt. Neen, het vrouwtje slaat het sperma op en de eicel wordt pas in het voorjaar, na de winterslaap, bevrucht en dan begint pas de ontwikkeling van het embryo. Hierdoor voorkomt moeder natuur dat de jongen in de winter (als er weinig voedsel is) geboren worden, of in het voorjaar als de moeder nog verzwakt is van de winterslaap.

In de herfst bereiden de meeste soorten zich al voor op de winterslaap en gaan ze op zoek naar een geschikt winterverblijf. Ze jagen in die periode volop om hun vetreserves aan te dikken, zodat ze de komende winter aankunnen. Op het einde van de herfst zoeken vele soorten dan ook hun winterverblijf al op.