|
|
---|---|
De Chiroptera Een jaar in het leven van de vleermuis
|
De Mopsvleermuis (Dwarsoorvleermuis) (Barbastella barbastellus)
Afmetingen:
Biotoop: Mopsvleermuizen geven de voorkeur aan bosrijke gebieden in gebergten. Ze maken hun zomerverblijf (kraamkamer) in spleten van gebouwen (vaak achter vensterluiken) en in boomholten. 's Winters trekken ze zich terug in grotten, groeven, bunkers, tunnels en kelders. De Mopsvleermuis kan vrij goed tegen koude; ze verdragen temperaturen tot -3 °C, maar verkiezen wel 2 à 5 °C. In hun winterverblijven nestelen ze zich vaak dicht bij de ingang en ze hangen er zowel vrij aan muren en plafonds als in nauwe spleten. Ze starten hun winterslaap vanaf oktober/november en die duurt dan tot maart/april. Ze zoeken trouwens vaak eerst een zgn. tussenkwartier op en trekken pas als het nog kouder wordt naar hun eigenlijke winterverblijf. Vrouwelijke Mopsvleermuisjes worden al in hun 1e levensjaar geslachtsrijp. Ze paren in de herfst en ook nog in de winterkwartieren. De kraamkolonies bestaan slechts uit 10 tot 20 vrouwtjes (zelden tot 100). De mannetjes vertonen zich er niet. De jonge vrouwtjes keren terug naar hun geboorteplaats. Vanaf midden juni betrekken ze de kraamkamers en ze krijgen er 1 tot 2 jongen. In de vroege schemering vliegt deze vleermuis al uit, snel en behendig. Mopsvleermuizen jagen dicht boven boomkruinen, langs bosranden en ook in tuinen. Zo'n 99% van hun prooien zijn vlinders. |