|
|
---|---|
De Chiroptera Een jaar in het leven van de vleermuis
|
De Nathusius' dwergvleermuis (Ruige dwergvleermuis) (Pipistrellus nathusii)
Afmetingen
Biotoop: de Nathusius' dwergvleermuis leeft overwegend in bossen (zowel vochtige loofbossen als coniferenbossen) en in parken, 's zomers af en toe ook in stedelijke gebieden. In de winter vindt men ze vaak in gebouwen. Ze maken hun kraamkamers in boomholten, platte vleermuiskasten, boomscheuren en soms ook eens in een gebouw. Ze hebben een uitgesproken voorkeur voor spleten. Af en toe vormen ze gemeenschappelijke kraamkolonies met de Gewone dwergvleermuis en met de Baardvleermuis. Soms worden ze ook gevonden in gebouwen waar een kraamkolonie van Meervleermuizen aanwezig is, maar hiermee mengen ze zich niet. Nathusius' vleermuizen overwinteren in rotsspleten, spouwmuren, boomholten, achter boomschors, in stapels brandhout, houtloodsen en gebouwen. Meestal vind je ze daar alleen, maar soms ook in kleine groepjes.
Vrouwtjes zijn in hun eerste levensjaar geslachtsrijp, mannetjes pas na het tweede jaar. In het oostelijke deel van hun verspreidingsgebied begint de paartijd in de tweede helft van juni. In het westelijke gedeelte duurt die tot eind september en in ons land vaak tot in de eerste helft van oktober. De paarterritoria van de mannetjes liggen op de trekroutes en in de omgeving van de kraamkamers. Ze betrekken deze vanaf juli tot in oktober, afhankelijk van de geografische ligging. Tegen andere seksueel actieve mannetjes verdedigen ze hun territorium, maar mannetjes die nog niet geslachtsrijp zijn laten ze wel toe, zelfs tot in hun paarkwartier. Ze lokken de vrouwtjes vanuit de ingang van het paarverblijf. De mannetjes blijven trouw aan hun paargebied. In april/mei betrekken de vrouwtjes de kraamkamers en ze verblijven er met zo'n 50 à 200. Ze zijn erg trouw aan hun gebied, maar ze wisselen wel meermaals van kraamkamer. In de tweede helft van juni worden de jongen geboren (tweelingen). Na drie dagen openen ze hun oogjes en met ongeveer 4 weken kunnen ze vliegen. Vanaf midden juli verlaten de moeders de kraamkamers en zoeken dan de paarkwartieren op die tot 15 km verder liggen om vervolgens via andere paarkwartieren naar hun wintergebied te trekken.
Ongeveer 50 minuten na zonsondergang vertrekken de Nathusius' dwergvleermuizen op jacht. Ze jagen op een hoogte van 4 tot 15 meter en bij voorkeur boven bospaden en wegen, langs bosranden en ook boven water. Net als de andere dwergvleermuizen, eten ze uitsluitend vliegende insecten, waarvan de overgrote meerderheid bestaat uit dansmuggen. Ze eten tussendoor ook wel gaasvliegen en snaveldragers.
|